Geen doorbraak in Bestuurlijk Overleg: Noordelijk Nederland blijft vastberaden over Deltaplan
Het extra Bestuurlijk Overleg tussen het Rijk en Noordelijk Nederland over vervolgstappen voor de Lelylijn en Nedersaksenlijn, gehouden op 20 december in Den Haag, heeft geen concrete resultaten opgeleverd. Hoewel enkele belangrijke toezeggingen zijn gedaan, blijft er teleurstelling over het uitblijven van verdere stappen in de planvorming. Noordelijk Nederland benadrukt het belang van gezamenlijke inzet en kijkt uit naar meer duidelijkheid bij de Voorjaarsnota 2025.
Het extra Bestuurlijk Overleg vond plaats op verzoek van Noordelijk Nederland. Aanleiding was de opvatting van het Rijk in het reguliere BO-MIRT van 6 november dat er geen ruimte was om over te gaan naar de MIRT-verkenning van de Lelylijn en Nedersaksenlijn. Daarover was Noordelijk Nederland teleurgesteld maar ook verbaasd, gezien de uitstekende samenwerking met het Rijk in het voortraject, de opvattingen van het kabinet en de Tweede Kamer over de toekomstbestendigheid, leefbaarheid en economische ontwikkeling van zowel de regio als heel Nederland, en de gezamenlijk door Rijk en regio vastgestelde MIRT-onderzoeken die nut en noodzaak van de Lelylijn en Nedersaksenlijn duidelijk aantonen. In het BO-MIRT konden we daarom de afspraak maken om vóór het eind van 2024 opnieuw te overleggen over mogelijke vervolgstappen.
MIRT-verkenning
In het extra BO van 20 december heeft Noordelijk Nederland herhaald dat nu geen geld of investeringsbesluit nodig is, maar dat het wél van belang is om nu betekenisvolle vervolgstappen in de planvorming (lees: MIRT-verkenning) te nemen. Noordelijk Nederland heeft opnieuw aangegeven bereid te zijn om hieraan financieel fors bij te dragen. Wat Noordelijk Nederland betreft moet in de volgende fase worden onderzocht hoe de investeringen van de Lelylijn en Nedersaksenlijn uiteindelijk kunnen worden gefinancierd. De staatssecretaris van I&W wees in zijn reactie op de bestaande MIRT-spelregel dat er zicht moet zijn op minstens 75% van de investering voordat een MIRT-verkenning mag starten. Daar houdt de staatsecretaris - met steun van de coalitie in de Tweede Kamer - aan vast.
Mondelinge toelichting vervolgstappen
De staatssecretaris van I&W heeft Noordelijk Nederland tijdens het extra BO voor het eerst officieel mondeling geïnformeerd over een plan voor vervolgstappen dat het Rijk tussen 6 november en 20 december heeft ontwikkeld. Belangrijk onderdeel daarvan was het lenen van € 2 miljard uit de gereserveerde middelen van de Lelylijn aan de Nedersaksenlijn. Dit zodat de MIRTverkenning Nedersaksenlijn zou kunnen worden gestart, maar de zoektocht naar geld blijft. De staatssecretaris meldde dat in deze periode tien scenario's voor vervolgstappen van de LL en NSL zijn bekeken. Met als uitkomst dat er maar één kansrijke en meest extreme optie was, namelijk zoals vervat in het plan. Deze scenario's zijn niet met Noordelijk Nederland gedeeld, maar er is toegezegd deze alsnog te delen na het BO.
Noordelijk Nederland heeft hierover om een aantal redenen zijn verbazing uitgesproken. De afspraak in het BO-MIRT van 6 november was om juist als Rijk en regio gezamenlijk te kijken naar welke vervolgstappen kunnen worden gemaakt. Dat is niet gebeurd. Het Rijk heeft alles binnengehouden, het plan is pas op 20 december mondeling aan Noordelijk Nederland gepresenteerd. Daarnaast heeft Noordelijk Nederland vraagtekens gezet bij de creativiteit van het Rijk om te kijken naar vernieuwende mogelijkheden om financiering te organiseren voor de investeringen in de (verre) toekomst. Inhoudelijk was het plan opmerkelijk omdat er vanuit de Tweede Kamer unanieme steun is om de gereserveerde € 3,4 miljard voor de Lelylijn intact te houden[1].
Voorjaarsnota
De staatssecretaris gaf aan dat er binnen de huidige financiële kaders geen geld is te vinden om te voldoen aan de 75%-voorwaarde voor een MIRT-verkenning van Lelylijn en Nedersaksenlijn. De eerste gelegenheid om de kaders te wijzigen is bij de Voorjaarsnota 2025. Tegelijkertijd bevestigt de staatssecretaris dat het kabinet vastberaden blijft om de Lelylijn en Nedersaksenlijn zo spoedig mogelijk aan te leggen. Deze ambitie betekent dat de staatssecretaris bij de voorjaarsnota de eerste antwoorden wil hebben op het vraagstuk van de financiering. Er moet een voorstel komen waar Rijk, Kamer en regio mee kunnen leven. Tijdens het BO heeft de staatssecretaris aangegeven dat enkele partijen zich hebben gemeld bij het ministerie om te kijken naar alternatieve financieringsmogelijkheden.
Masterplan Lelylijn
In het overleg is gesproken over het opstellen van een Masterplan Lelylijn zolang geen zicht is op financiering van de 75%, maar waarmee wel stappen vooruit worden gemaakt. Wat het kabinet betreft gaat het dan om zinvol uitzoekwerk dat anders ook in de volgende fase gedaan moet worden. Dit betreft onder meer de brede welvaart, inbedding in de ruimtelijke structuur van Nederland, wonen en werken bij stations Emmeloord en Drachten, verdieping van de ramingen bij Groningen en Heerenveen, projectfasering en financiering. Rijk en regio hebben afgesproken in januari gezamenlijk een plan van aanpak op te stellen voor de stuurgroep Lelylijn. Noordelijk Nederland heeft daarop de hoop uitgesproken dat het kabinet in dit proces de positieve wil laat zien, in het bijzonder over de financiering, want tot nu toe heeft Noordelijk Nederland op dit punt nog niets van het Rijk vernomen.
Nedersaksenlijn
De Nedersaksenlijn heeft een ander tijdpad voor realisatie en aanzienlijk minder vrijheidsgraden en dus meer duidelijkheid in het ontwerp dan de Lelylijn. Met de informatie die er nu ligt kan in principe een MIRT-verkenning worden gestart. Die wens hebben zowel Rijk als regio. Dit vertaalt zich in de opgave voor het Rijk om geld te zoeken en bij de voorjaarsnota duidelijkheid te hebben over dekking van 75% van de investering. Voor het traject Veendam-Stadskanaal is € 85 miljoen beschikbaar vanuit Nij Begun, maar het Rijk wil hier nu geen verdere stappen in zetten vanwege de relatie met de inhoudelijke keuzes voor de Nedersaksenlijn, die moeten volgen uit de MIRT-verkenning.
Tot slot
Noordelijk Nederland heeft moeten constateren dat we in de zes weken tussen het BO-MIRT op 6 november en het extra BO op 20 december niet verder zijn gekomen. Dat is ronduit teleurstellend, Noordelijk Nederland had meer mogen verwachten. De afspraak dat Rijk en regio samen optrekken bij het verkennen van de vervolgstappen is niet geëffectueerd. En in het BO is Noordelijk Nederland verrast door de mondelinge toelichting op een plan dat door de Tweede Kamer is afgewezen.
De staatssecretaris heeft aangegeven vanaf nu wél in gezamenlijkheid te werken, allereerst bij het opstellen van een plan van aanpak voor het Masterplan Lelylijn en een intensivering in de gesprekken tussen het Rijk en de regio. Ook hier komt het Rijk met een voorstel. Daarmee pakt de staatssecretaris de handschoen op om juist samen met de regio na te denken over vervolgstappen en elkaar bestuurlijk niet te verrassen. Daarnaast is het goed dat het kabinet uitspreekt vastberaden te blijven om de Lelylijn en Nedersaksenlijn zo spoedig mogelijk aan te leggen. Een eerste stap daarvoor is de opgave die de staatssecretaris heeft voor het vinden van geld voor de Nedersaksenlijn bij de voorjaarsnota 2025.
[1] Motie Olger van Dijk c.s. van 19 december 2024, Kamerstukken II, 36625-XII, nr. 7