Overheden in Noordelijk Nederland[1] willen samen met het Rijk de volgende stap te zetten op weg naar realisatie van de Lelylijn en de Nedersaksenlijn. Ze hebben er ook geld voor over.

Dat maakten ze vandaag bekend tijdens het Deltaplancongres in Meppel. Samen willen ze 15 miljoen euro (10 miljoen voor de Lelylijn en 5 miljoen voor de Nedersaksenlijn) bijdragen aan de proceskosten van de zogeheten MIRT-verkenning. Dat is de eerstvolgende stap op weg naar de aanleg van deze spoorlijnen. Het Rijk moet daar nog een besluit over nemen.

René Paas, commissaris van de Koning en voorzitter van het Deltaplan Noordelijk Nederland, zei het duidelijk op het congres. ‘Het Deltaplan verdraagt geen uitstel. Als je investeert in zaken als de Lelylijn en de Nedersaksenlijn, geef je het Noorden perspectief op een goede toekomst. En je helpt heel Nederland. We investeren in bereikbaarheid, gebiedsontwikkeling en woningbouw, economie en leefbaarheid, zodat onze regio een plek blijft waar het goed wonen, werken en leven is. Ook in de toekomst.’

Lelylijn en Nedersaksenlijn cruciaal voor brede welvaart in Nederland

De onderzoeken die er nu liggen, tonen het nut en de meerwaarde van de beide spoorlijnen ruim aan. Daarmee ligt er een stevige basis om de volgende stap te zetten naar de MIRT-verkenning, vindt de noordelijke regio. 

De Lelylijn en de Nedersaksenlijn zijn cruciaal voor de toekomst, blijkt uit deze onderzoeken. Goede spoorverbindingen leiden tot een betere spreiding van de economie, meer ruimte op de woningmarkt en arbeidsmarkt en een vergroting van de welvaart over het hele land. Daarmee zijn de Lelylijn en de Nedersaksenlijn cruciaal voor de brede welvaart van Nederland en Noordelijk Nederland in het bijzonder. 

Het Deltaplan kijkt ook naar de verbetering van het hele bestaande spoornet. Die verbeteringen, rondom Meppel met name, zijn belangrijk voor de betrouwbaarheid van het spoor en dragen bij aan de bereikbaarheid en brede welvaart in Noordelijk Nederland.

[1] De provincies Groningen, Fryslân, Drenthe, Overijssel en Flevoland 

Fotocredits: Niels Cornelis Meijer